Skip to content

Bij eet-, drink- en slikproblemen spelen meerdere factoren een rol om het eten en drinken tot een goed einde te brengen. Omdat er zoveel factoren een rol kunnen spelen bij je kind, hebben we ze verdeeld in twee groepen:

1. Kindfactoren
2. Omgevingsfactoren
3. Taakfactoren (redenen in de taak zelf dat het eten/drinken/slikken niet goed verloopt)

1. Kindfactoren

Door de hersenbeschadiging kan de aansturing van de mond en keel moeilijker zijn en kan je kind mogelijk niet goed zuigen, van de lepel eten, kauwen en/of slikken. Soms blijven vervelende reflexen bestaan zoals een bijtreflex of een kokhalsreflex. Maar ook bijkomende problemen zoals epilepsie en reflux kunnen eet- drink- of slikproblemen versterken.

Sommige kinderen met CP hebben moeite met communiceren en kunnen niet goed aangeven of ze honger hebben, wat ze willen eten en wanneer ze willen stoppen. Het is belangrijk om te weten dat het slikken kan veranderen als kinderen groeien. Als je kind nog baby is kan hij liggend drinken. Dat komt doordat er een natuurlijke bescherming bestaat, omdat het gehemelte en het strotklepje elkaar bijna raken. De mondholte is klein en het strottenhoofd ligt hoog in de hals.

Als kinderen richting de puberteit komen (vaak vanaf een jaar of tien) groeit het mondgebied verder uit. Het strottenhoofd daalt (baard in de keel bij jongens), de mondholte is gegroeid, en de ruimte tussen het strottenklepje en de het gehemelte wordt groter. Hierdoor moeten kinderen met CP beter hun best doen om de hap of slok in de mond te controleren. Als die coördinatie ontbreekt zullen kinderen die ouder worden zich ook eerder kunnen verslikken. Vaak komen ouders dan ook rond die leeftijd met klachten over de veiligheid van het slikken.

Naast veranderingen in het mond- en halsgebied bij het opgroeien, kan bijvoorbeeld ook de scoliose (vergroeiing van de rug) erger worden, waardoor de maag of de longen in de verdrukking kunnen komen. En ook kan het voorkomen dat je kind minder gaat bewegen en de obstipatie (verstopping van de darmen) toeneemt.

2. Omgevingsfactoren

Allereerst kun je hierbij denken aan hoe je kind aan tafel zit. Kinderen met CP hebben vaak moeite met hun bewegingen en kunnen niet gewoon op een stoel zitten. Gelukkig zijn hier aangepaste- en rolstoelen voor. Het goed zitten in zo’n stoel heeft veel invloed op het slikken. Wanneer de stoel niet goed staat en je kind te veel achterover zit met zijn hoofd komt het verslikken eerder voor. Ook als je kind te veel omhoog moet kijken naar diegene die hem/haar voedt, kan het verslikken verergeren.

Het kan ook voorkomen dat het eten voor je kind met CP in een onrustige omgeving met veel prikkels moeilijker is dan in een rustige omgeving. Bij kinderen die afhankelijk zijn van anderen om gevoed te worden, is gebleken dat zij zich vaker verslikken dan kinderen die zelfstandig kunnen eten. Het is voor de ander erg moeilijk om op de goede wijze eten te geven. De beker, lepel of vork moet precies op de goede hoogte worden gegeven, de hap of slok moet niet te groot of te klein zijn, het tempo moet aangepast worden en je moet de ander ook vertrouwen. Eten en drinken kan veel tijd kosten bij kinderen met CP, zowel als je kind het zelf probeert als wanneer je kind gevoed wordt. Dat betekent dat je er meer ruimte voor moet maken in het dagprogramma van je kind en van jezelf. Die tijd is er soms niet en dan ga je sneller eten (geven), waardoor het soms niet meer zo veilig en verantwoord verloopt als je zou willen. Het is dus belangrijk dat deskundige mensen helpen bij het eten.

Daarnaast zijn er tijdens de maaltijd nog een aantal zaken waar je rekening mee moet houden. Je kind moet bijvoorbeeld de beker goed kunnen vasthouden. Hiervoor zijn aangepaste bekers beschikbaar. Er zijn allerlei aangepaste hulpmiddelen voor het eten en drinken die het proces veiliger kunnen maken. Informeer bij je behandelend arts naar de mogelijkheden.

Ook moet er nagedacht worden over wat de beste consistentie (substantie) is voor het kind. Kan je kind wel dunne vloeistof drinken of moet je het indikken? Mogen er wel of geen korstjes om het brood zitten, mag het kind stukjes vlees of moet het gemalen worden? In welk tempo kun je het eten geven en hoe groot mogen de happen zijn?

3. Taakfactoren

Met taakfactoren wordt bedoeld wat er nodig is om een bepaalde taak uit te voeren. Bij het drinken moet gedacht worden dat bijvoorbeeld de beker goed moet kunnen worden vastgehouden. Bekers zijn vaak aangepast omdat kinderen met CP niet “gewoon” kunnen drinken. Er zijn allerlei aangepaste hulpmiddelen voor het eten en drinken die het proces veiliger kunnen maken.

Daarnaast is het belangrijk om stil te staan bij de beste consistentie (substantie) van de voeding voor het kind. Kan dit kind wel of geen dun vloeibaar drinken, moet het drinken ingedikt worden, mogen er wel/geen korstjes om het brood zitten, mag het kind stukjes vlees of moet het geblenderd worden? Ook de snelheid is een onderdeel waar rekening mee moet worden gehouden bij eten en drinken. Als je iets snel moet opdrinken vraagt dat andere vaardigheden dan wanneer je veel tijd krijgt.

De mensen die het eten geven hebben dan ook deskundigheid nodig; hoe kunnen ze het eten het beste aanbieden? Wat moeten ze doen als het kind zich verslikt? Wat betekent het voor hun eigen houding om de voeding aan te bieden?

Back To Top